Ted Talk

KRUISVERHOOR MET JEZUS

Hij laat zich al bijna een halve eeuw vrijwillig aan het kruis nagelen: Ted Neeley, de ster uit de filmversie van Jesus Christ Superstar. Ook deze paasvakantie wordt er een productie van de roemruchte musical in Nederland opgevoerd met Neeley als zoon van God. Opmerkelijk, want de zanger is inmiddels tweemaal zou oud als Jezus zelf was toen hij stierf. Gaat die rol dan nooit vervelen? Ted Talk van een positivo: ‘I am the luckiest man alive.’

Fans van Jesus Christ Superstar: je vindt ze overal. Dat ontdekte Ted Neeley (74) toen hij een paar jaar geleden werd ontboden bij de villa van Quentin Tarantino in Los Angeles. Neeley: ‘Net voordat ik wilde aankloppen zwaaide de deur open en daar stond Quentin, luidkeels Jesus Christ Superstar te zingen!’ Tarantino bleek superfan, en gaf Neeley een rolletje in Django Unchained. ‘Quentin is zo gek van muziek, als de camera niet loopt staat er bij hem altijd muziek op de set te spelen. Op mijn draaidagen, zodra het woord ‘cut!’ viel, startte er direct een lied uit Superstar. En het maffe was: de complete cast en crew zong dan mee. Quentin kende zelfs de danspasjes uit de film! Dan heb je het over impact.’

Neeley overdrijft niet: de impact van Jesus Christ Superstar is aanzienlijk. Begin jaren zeventig stond de musical op zowel West End als Broadway en was de filmversie een wereldwijde hit. En sinds de musical in 1992 opnieuw werd opgevoerd heeft de productie vrijwel onafgebroken getoerd. En in veel van de voorstellingen speelde en zong Neeley de titelrol. Hij heeft letterlijk duizenden keren in de sandalen van de man van Nazareth gestaan.
Neeley staat me telefonisch vanuit Californië te woord. Hij blijkt een hartelijke vent met een flinke dosis zelfspot. Als ik vraag of ik Ted mag zeggen, antwoordt hij: ‘Graag. Ik ben wel voor ergere dingen uitgescholden.’ Uit niets blijkt dat hij het praten over de rol beu is. Na anderhalf uur moet ik echt afkappen want Ted maakt zelf geen enkele aanstalten. ‘Hebben ze je dat niet verteld? Als ik eenmaal begin hou ik nooit meer op.’ Vandaar dat hij als zeventiger nog steeds een man van 35 te speelt? Neeley barst in lachen uit: ‘Precies! Ach, deze show is de zegen van mijn leven geweest.’


Elvis
Die voortdurende populariteit van is best opmerkelijk, omdat Jesus Christ Superstar een moeizame start kende. Componist Andrew Lloyd Webber (22) en librettist Tim Rice (26) schreven de musical eind jaren zestig, maar geen mens wilde het op de planken brengen. ‘Elke producent in Londen vertelde me: ben je gek geworden? Dit is het slechtste idee uit de geschiedenis,’ aldus Lloyd Webber in een documentaire. In 1970 was de behoudende theaterwereld nog niet klaar voor een rockvariant op de Mattheüs Passion.
Lloyd Webber hield voet bij stuk. Jezus als hippierebel, begeleid door sexy zangeressen en pompende gitaren: dat moest in de tijd van rockopera’s als Tommy en Hair wel een hit worden. Hij en Rice richtten zich dus tot de muziekindustrie om JCS van de grond te krijgen. Gewapend met een singleversie van de song Superstar benaderden ze het label dat zojuist een kolossale hit had gescoord met Tommy. En dus werd Jesus Christ Superstar in 1971 niet als musical maar als conceptelpee uitgebracht, met Deep Purple’s Ian Gillan als Jezus. Binnen een paar maanden stond het dubbelalbum nummer 1 in de VS.

Neeley’s eigen introductie met de rol kwam na een tip van een bevriend theaterregisseur. Hij had er net vier jaar Hair opzitten, en was wel toe aan iets anders. Hij beluisterde het album en wist gelijk waarvoor hij auditie wilde doen. ‘Ik zette in op de rol van Judas. Iedereen ter wereld kent Jezus maar bijna niemand heeft zich verdiept in Judas Iscariot. Daar lag de echte uitdaging. En daarbij: Judas had de beste songs, hij opent nota bene de musical. Ik leerde dus Heaven on Their Minds en deed auditie. Na afloop sprong de regisseur het podium op om me te omarmen. Ik was ervan overtuigd dat ik de rol had maar hij zei: Ted, hartstikke goed! Maar zou je morgen terug willen komen, and sing the other guy. Dus ik ging terug naar mijn hotel, koos het Jezus-nummer Gethsemane en sindsdien ben ik het blijven zingen.’

Ted kan het niet vaak genoeg zeggen: de musical heeft zijn leven voor altijd veranderd, en hij is nog er elke dag dankbaar voor. ‘Ik ben de grootste geluksvogel ter wereld, echt waar. Ga maar na, ik heb geen theatertraining gehad, nooit een zangpedagoog gezien. Ik was een gillende rock ’n roll drummer uit Texas. Mijn geboortestadje Ranger was zo klein, er was niet eens een rockbandje, dus zijn we er zelf maar een gaan beginnen. So we were the biggest band in the city! Niet echt een prestatie als er nog geen dan 2000 mensen wonen. En we waren best goed omdat we allemaal goede zangers waren. Vreselijke muzikanten, maar goede zangers.’
Rockzanger: Neeley keerde er meerdere keren naar terug wanneer de musicaloptredens opdroogden. Geen vetpot, maar het betaalde de rekeningen. En hij stond af en toe voor een bijzonder publiek. ‘We speelden in Hollywood in een club die The Trip heette, en waar de entourage van Elvis rondhing. In die tijd zong je vooral covers, maar wij deden er ook imitaties bij, en ik deed Presley. Op een dag kwamen we de club binnen en was er een VIP- gedeelte afgezet. Het bleek dat Elvis zou komen kijken, zijn maten hadden hem getipt. Je snapt, ik was doodsbang: wat zou hij wel niet denken? Ik zong niet alleen zijn werk, ik deed hem ook na! Maar ik had niet nerveus hoeven zijn, want tijdens het optreden kon ik Elvis overal bovenuit horen: ‘Yeah, yeah!’ He loved it! Hij is nog vaak teruggekomen om ons te zien, superaardige gast.’


Move on, fellas
De huidige uitvoering, waarmee Ted een week in de Afas Live in Amsterdam staat, toert alweer vijf jaar. Curieus detail is dat hij de enige Engelstalige zanger is in een verder volledig Italiaanse cast. De overige zangers voeren de songs fonetisch uit. Neeley vindt het prima. ‘Allemaal zeer getalenteerde acteurs, dansers en zangers hoor. Dus het voelt voor mij als thuiskomen in een vreemd land. Italië is nu een beetje mijn tweede thuis geworden. Vanaf maart 2014 loopt het al, en dit jaar gaan we ook naar Bulgarije en Spanje. Ongelofelijk toch?’
Een flink deel van het publiek bestaat uit hardcore-fans die als kind opgroeiden met het album en de film op vhs. Het zijn deze mensen die vanaf de jaren negentig de vele musicalrevivals zijn blijven bezoeken. Sommigen hebben deze productie al 70 keer gezien, vertelt Neeley. ‘De eerste twaalf rijen bestaan uit die mensen en de vrienden die ze meenemen. Ik ken inmiddels hun gezichten. En weet je, die vaste bezoekers worden op een bepaalde manier je vrienden. Daarom probeer ik ze na afloop ook op te zoeken in de lobby en bedank ze voor hun komst. We hebben dan hele gesprekken, over geloof, over het leven. Ze vertellen dan soms hun hele levensverhaal, ongelooflijk. Ik kan oprecht zeggen dat ik vrienden heb in elke plaats waar ik ooit met JCS heb opgetreden.’

Die adoratie staat in schril contrast met de ontvangst van de eerste musicalversie op Broadway, 1971. In het conservatieve Amerika was er aanvankelijk veel verzet. ‘De controverse was enorm bij die eerste uitvoeringen. Gedurende de hele run werd er in New York elke dag bij het theater gedemonstreerd. Mensen probeerden ons tegen te houden zodat we dat afschuwelijke antireligieuze stuk niet konden opvoeren. Elke dag moesten we ons letterlijk een weg naar binnen duwen. Ik vroeg die mensen dan of ze de show wel hadden gezien. Nee, natuurlijk niet. Dan nodigde ik zo iemand uit om als mijn gast de show te komen bekijken, zodat we na afloop in discussie konden gaan. Dat verwachtten ze totaal niet, je zag gelijk hun boosheid afnemen. En als zo iemand de uitnodiging aannam was het na afloop altijd: we love your show! En ze kwamen terug en namen hun vrienden mee. Zo werden onze felste tegenstanders onze grootste supporters.’

Direct na de Broadway-show kwam de filmversie die regisseur Norman Jewison opnam te midden van Romeinse ruïnes in Israël. Neeley ontving twee Golden Globe-nominaties voor zijn vertolking, en Jesus Christ Superstar: the Movie stond dat jaar in de top tien van best bezochte films. Je zou denken dat Ted Neeley er een mooie Hollywood-carrière aan overhield, maar grote rollen bleven verder uit. Zelf denk hij dat het kwam omdat zijn agent maar mooie aanbiedingen bleef afwijzen. ‘Ik kreeg dan een script opgestuurd en had nog niet gezegd: ‘Te gek, dit wil ik doen!’ of ze zeiden: ‘Je kan wel iets beter krijgen.’ Dat duurde drie jaar, en daarna ging ik weer fulltime de muziek in.’
In de grimmige jaren tachtig was er nauwelijks belangstelling voor Jesus Christ Superstar. Maar in 1992, twintig jaar na de eerste opvoering, wilden de originele castleden een jubileumvoorstelling opzetten. ‘Maar wie we ook vroegen om het te produceren, niemand had interesse. Het was alweer zo lang geleden, move on, fellas. Toen hebben we het zelf maar gedaan.’ Net als bij zijn eigen band wilde Neeley de productiekosten dekken door een tournee te organiseren. ‘We boekten voor zes weken een theater en zorgden ervoor dat alle promoters van alle theaters in Amerika tijdens die zes weken zouden komen kijken, op onze kosten. Na de tweede week aan opvoeringen konden we al een tour van zes maanden boeken. Na de vierde week was dat al twee jaar geworden. En na die zes weken zaten we voor vijf jaar vol. Vijf jaar non stop toeren! Hoezo move on, fellas…’


Huilen
Het moet gevraagd worden: is Ted die ene rol niet langzamerhand kotsbeu? Weer die schaterlach. ‘Good point! Het is de muziek die het interessant houdt, en dat geldt voor ons allemaal. Want geloof me, ik ben overal geweest, en muziek is de taal van de wereld, de enige taal die iedereen spreekt. We lopen toch allemaal rond liedjes te neuriën? Dat is de aard van het beestje. De melodieën van Andrew klinken nog even fris als vijftig jaar geleden. Andrew en Tim zijn nog steeds enorm betrokken. Andrew reist niet meer zo veel maar Tim ziet nog elke nieuwe versie. Hij was er vorig jaar in Rotterdam ook weer bij. Ik denk omdat ze er zelf ook wel van staan te kijken dat hun kindje na al die jaren nog steeds zo populair is.’
En staat hij in gedachten zijn boodschappenlijstje in te vullen als hij op het podium het lijdensverhaal vertolkt? ‘No man, vanaf het eerste moment is de essentie van spiritualiteit aanwezig op het podium. En geloof het of niet, ik vecht elke voorstelling tegen mijn tranen. Ik weet nog dat op Broadway Barry Dennen [Pilatus, MvdT] altijd moest huilen tijdens de geseling. Ik ging dan vanzelf mee. En geloof me, het valt niet mee om tegelijk te huilen en te zingen. Dan spraken we de tekst maar. Weet je, niets in Jesus Christ Superstar is respectloos, maar de visie van Tim was wel revolutionair: Jezus als mens, met twijfels en zwakheden.’ Over die zwakheden: was de show ooit een hit geworden als er een seksuele relatie tussen Jezus en Maria Magdalena was gesuggereerd? ‘Haha nee, seks was echt een brug te ver geweest. Dan was het bij één voorstelling gebleven.’

Hoewel Neeley zegt wel eens over Jezus te dromen ziet hij zichzelf niet als diens plaatsvervanger op aarde. ‘Dat zou belachelijk zijn. Maar als ik een podium oploop probeer ik wel de essentie van dat personage weer te geven. Hem ontmoeten? Het zou te gek zijn als hij midden in een show opduikt en dan zou zeggen: Hé Neeley, dat klopt niet, dat heb ik nooit zo gezegd! Maar het gaat niet om mij. Wat ik vooral geleerd heb: het gaat uiteindelijk om wat mensen in de show over zichzelf herkennen. Ik omarm elke mening, zelfs al vinden ze me verschrikkelijk. Zeg het me maar, dat helpt me bij mijn volgende optreden.’
We ronden af, maar niet voordat Ted Neeley me heeft gevraagd of hij niet als raaskallende idioot overkwam. ‘Het klinkt misschien alsof ik een egocentrische slijmbal ben, maar echt: niemand is meer verbaasd dan ikzelf dat me dit is overkomen. Lucky, lucky me.’